Algemeen
De onroerendezaakbelasting (OZB) is een algemene heffing, die wordt bepaald aan de hand van de in de begroting vastgestelde opbrengst en de WOZ-waarden van de objecten in de gemeente. In de begroting geven we aan hoeveel opbrengst we via de OZB willen binnenhalen voor het jaar 2026. Deze begrote opbrengst wordt vermenigvuldigd met een vastgestelde indexatie om de inflatie te verwerken. Vervolgens vindt een correctie plaats op basis van het aantal WOZ-objecten in de gemeente (peildatum 1 januari 2025 voor de begroting 2026).
Het tarief wordt vervolgens bepaald door de gewenste opbrengst te delen door de totale WOZ-waarde. Dit betekent bij een stijging van de WOZ-waarde een lager tarief en bij daling van de WOZ-waarde een hoger tarief wordt vastgesteld. Als de opbrengst achteraf hoger blijkt te zijn dan waar mee gerekend was, dan levert dit eenmalig een voordeel op, maar het jaar er na vindt een neerwaartse bijstelling van het tarief plaats. Deze werkwijze geldt voor zowel woningen als niet-woningen.
Berekening opbrengst woningen en indicatie tarief
| Berekening OZB voor woningen (bedrag x € 1.000) |
|
|
7.805 |
- Aanvulling vanuit Kadernota 2026 incl. amendement
|
308 |
|
|
228 |
|
|
9 |
- Raadsvoorstel Programmabegroting 2026 - 2029
|
-80 |
| Gewenste opbrengst |
8.270 |
| Indicatie WOZ-waarden per 1 januari 2025 |
12.096.000 |
| Indicatie tarief 2026 |
0,0684% |
Onroerendezaakbelasting voor woningen en de relatie met de algemene uitkering
Alle gemeenten ontvangen van het Rijk een algemene uitkering uit het gemeentefonds. Dit is de belangrijkste inkomstenpost voor iedere gemeente. De hoogte van de rijksbijdrage bestaat uit een genormeerd kosten georiënteerd bestanddeel waarvan de genormeerde OZB-inkomsten worden afgetrokken. Het kosten georiënteerde bestanddeel wordt bepaald door verschillende variabelen; aantal inwoners en woningen, leeftijdsopbouw, aantal bijstandontvangers, centrumfunctie, etc.
Het genormeerde OZB-inkomsten bestanddeel wordt bepaald door een genormeerd landelijk uniform rekentarief over de WOZ-waarden in de gemeente. De aftrekpost voor 2026 van woningen is 8,4 miljoen euro. Het tarief is voor alle gemeenten gelijk. Verschillen tussen gemeenten in de OZB-aftrekpost worden daardoor alleen bepaald door verschillen in de waarden van onroerende zaken. De tarieven die de gemeenten werkelijk in rekening brengen bij de gebruikers en eigenaren van onroerende zaken spelen hierbij geen enkele rol. Dit betekent dat wanneer een gemeente het OZB-tarief verhoogt of verlaagt dat geen gevolgen voor de algemene uitkering uit het gemeentefonds heeft. Alleen als de waarde verandert, door hertaxatie of door nieuwbouw of sloop, verandert de algemene uitkering.
Onroerendezaakbelasting voor woningen in vergelijking met omliggende gemeenten
De grafiek hieronder toont de onroerendezaakbelastingtarieven voor woningen in 2025, vergeleken met die in omliggende gemeenten in de provincie Utrecht, gebruikmakend van de 'Atlas van de lokale lasten 2025'. Deze atlas is opgesteld door een onafhankelijk onderzoeksinstituut verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. De 'Atlas van de lokale lasten 2026' zal in het voorjaar van 2026 verschijnen, en de bevindingen zullen worden meegenomen in de volgende begroting.

Berekening opbrengst niet-woningen en indicatie tarief
| Berekening OZB voor woningen (bedrag x € 1.000) |
Totaal |
Eigenaren |
Gebruikers |
|
|
5.295 |
3.177 |
2.118 |
- Aanvulling vanuit Kadernota 2026 incl. amendement
|
277 |
166 |
111 |
|
|
156 |
94 |
62 |
|
|
2 |
1 |
1 |
- Raadsvoorstel Programmabegroting 2026 - 2029
|
-70 |
-42 |
-28 |
| Gewenste opbrengst |
5.660 |
3.396 |
2.264 |
| Indicatie WOZ-waarden per 1 januari 2025 |
|
1.202.000 |
1.107.000 |
| Indicatie tarief 2026 |
0,4895% |
0,2825% |
0,2045% |
Onroerendezaakbelasting voor niet-woningen en de relatie met de algemene uitkering
Alle gemeenten ontvangen van het Rijk een algemene uitkering uit het gemeentefonds. Dit is de belangrijkste inkomstenpost voor iedere gemeente. De hoogte van de rijksbijdrage bestaat uit een genormeerd kosten georiënteerd bestanddeel waarvan de genormeerde OZB-inkomsten worden afgetrokken. Het kosten georiënteerde bestanddeel wordt bepaald door verschillende variabelen; aantal inwoners en woningen, leeftijdsopbouw, aantal bijstandontvangers, centrumfunctie, etc.
Het genormeerde OZB-inkomsten bestanddeel wordt bepaald door een genormeerd landelijk uniform rekentarief over de WOZ-waarden in de gemeente. De aftrekpost voor 2026 van niet-woningen is 4,3 miljoen euro. Het tarief is voor alle gemeenten gelijk. Verschillen tussen gemeenten in de OZB-aftrekpost worden daardoor alleen bepaald door verschillen in de waarden van onroerende zaken. De tarieven die de gemeenten werkelijk in rekening brengen bij de gebruikers en eigenaren van onroerende zaken spelen hierbij geen enkele rol. Dit betekent dat wanneer een gemeente het OZB-tarief verhoogt of verlaagt dat geen gevolgen voor de algemene uitkering uit het gemeentefonds heeft. Alleen als de waarde verandert, door hertaxatie of door nieuwbouw of sloop, verandert de algemene uitkering.
Onroerendezaakbelasting voor niet-woningen in vergelijking met omliggende gemeenten
Zowel de eigenaar als de gebruiker van een niet-woning betaalt onroerendezaakbelasting. De afzonderlijke tarieven voor de eigenaar en voor de gebruiker zijn niet erg interessant voor de lastenontwikkeling. Die zeggen namelijk niets over de vraag welk deel de eigenaar of de gebruiker uiteindelijk betaalt. Zo zal de verhuurder van een bedrijfspand de OZB die hij moet betalen zoveel mogelijk doorberekenen in de huur. Daarom zijn de tarieven voor niet-woningen gebundeld weergegeven. Hierbij is gebruik gemaakt van de 'Atlas van de lokale lasten 2025'. Deze atlas is samengesteld door een onafhankelijk onderzoeksinstituut die verbonden is aan de Rijksuniversiteit Groningen. In het voorjaar van 2026 wordt de Atlas van de lokale lasten 2026 uitgebracht. De uitkomsten hiervan nemen we op in de volgende begroting.
